Het hoorprotocol beschrijft hoe hoorhulpmiddelen in Nederland moeten worden verstrekt als uitvoering van de Zorgverzekeringswet aan personen die 35 dB of meer gehoorverlies hebben aan één of beide oren, ernstige oorsuizen hebben, beperkingen in het luisteren of gebruik van communicatieapparatuur, of aan personen die minder dan 35 dB verlies hebben maar een beroep doen op de bijzondere zorgvraag. Het hoorhulpmiddelenprotocol moet borgen dat elke cliënt een kwalitatief goede hooroplossing krijgt. Kwaliteit wordt beschouwd vanuit professioneel perspectief en vanuit cliëntperspectief (kan de cliënt goed functioneren met de geboden hooroplossing?). Daarnaast moet het protocol leiden tot een doelmatige hooroplossing. Indien de hooroplossingen aangeboden in de geïndiceerde categorie niet toereikend zijn, voorziet het protocol in alternatieven om tot een adequate oplossing te komen door middel van de extra zorgvraag.
Het protocol wordt onderschreven door alle verzekeraars aangesloten bij Zorgverzekeraars Nederland, alle audicienbedrijven aangesloten bij de brancheverenigingen NVAB en Kwaliteitsaudiciens en CVZA , audiologen verenigd in de NVKF en de betrokken patiëntenverenigingen vertegenwoordigd door Stichting Hoormij. Het protocol beschrijft de door de audicien te volgen stappen bij de selectie en evaluatie van hoorhulpmiddelen ten behoeve van volwassen cliënten vanaf 18 jaar. Het protocol is niet bedoeld voor gebruik bij kinderen en evenmin voor een deel van de volwassenen die volgens de indicaties van de vigerende Veldnorm en bijbehorend NOAH-protocol verwezen moeten worden naar een audiologisch centrum. Voor deze cliënten die zijn verwezen heeft de Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF) aparte richtlijnen opgesteld.
Dit protocol vervangt het “Protocol t.b.v. verstrekken hoorhulpmiddelen in het kader van de Zorgverzekeringswet”, dat in 2013 door Zorgverzekeraars Nederland is ingevoerd. Protocol hoorhulpmiddelen 2.0 is van toepassing met ingang van 1 januari 2019.